|
||||||||
|
De hommel….vraag aan honderd willekeurige passanten op de markt wat een hommel is en in het beste geval krijg je iets over een zwaar zoemend familielid van de bij als antwoord en misschien, heel misschien is er een oudere, grijzende heer in het gezelschap, die zich herinnert dat in een ver verleden -hij was nog jong- enkele Vlaamse folkmuzikanten dat wat rare instrument bespeelden. De Vlaamse versie van de citer noemen we ook wel eens “vlier” of “plankciter” en al is de naam misschien niet meteen bekend, de klank ervan roept onvermijdelijk herinneringen op aan onze folkpioniers, zoals De Vlier of Het Kliekske. Michel Terlinck mag zonder de minste terughoudendheid als “meester” van dit instrument beschouwd worden en op deze plaat -zijn tweede pas, ondanks een indrukwekkend curriculum- brengt hij in ruim een uur in totaal zeventien tracks om te illustreren waar “zijn” instrument voor staat. Nu, ik zou het beter over de meervoudsvorm hebben, want -en dat blijkt ondermeer uit het boekje dat bij de CD hoort- er zijn meerdere soorten hommels, meerdere stemmingen, meerdere varianten op het vlak van de bourdonsnaren. De hommel is, als het ware, een veelzijdig instrument, waarmee je zowel diatonisch als chromatisch uit te hoek kan komen en waarmee je, als je het instrument tenminste goed genoeg kunt bespelen, je een hele reeks variaties in klankkleur en dynamiek kunt neerzetten. Dat toont Terlinck knap aanop deze plaat, waarop hij niet alleen aan de slag gaat: er is hulp vanCumali Bulduk op Turkse Saz, en van collega-muziekdocenten Johan De Baets (Tombak en bendir), Thomas Hoste (alt-draailier,, Ann Van Hecke (cello) en -nomen est omen- Guido De Meester (hommel en trommel). Er wordt geopend met een vijfdelige suite, getiteld “Het denkbare huis” -met dank aan W.F. Hermans- en een bewerking van het eeuwenoude “Le Marchand de Smyrne van Pierre Trappeniers.n waarna, bij wijze van overgang, het prachtige “Sultan kim oldu Semahi ve sürü”. Een tweede suite, de “Suite Nr. 5 voor chromatische hommel”, vormt eigenlijk de ruggengraat van deze plaat en ze bestaat uit vier delen, allemaal van de hand van Terlinck zelf, en waarvan ik vooral het derde deel, La Fattoria” indrukwekkend vind, vanwege de hoofdrol die erin weggelegd is voor de alt-draailier. De aanloop naar de ronduit indrukwekkende finale die “Beraberce” heet, bestaat ondermeer uit een “Stokkendans uit Zoerle-Parwijs”, naast “Cyclhydrique 33” van Christophe Toussaint, een geweldige muzikant uit de Vogezen. Van draailierspecialist Gilles Chabenat is er “Organdi” en dan komt dus dat stomende eindschot, waarin alle muzikanten samen “Beraberce” spelen, een stuk van de hand van Terlinck zelf. Hij schreef het ruim twintig jaar geleden en de Turkse titel laat zich vertalen als “samenzijn” of “overeenstemming”. Dat is precies waar dit stuk voor staat en het bekroont op meer dan waardige wijze een bijzonder knappe plaat, waarvan ik me alleen maar afvraag wie ze in hemelsnaam gaat kopen of draaien in het schrale muzikale landschap dat dit land aan het worden is. (Dani Heyvaert)
|